De houdingsspieren van een paard.
We hebben het gehad over de houdingsspieren en het dragend vermogen van een paard. Een paard heeft niet uit zichzelf voldoende spierkracht/vermogen om een zadel en de ruiter te kunnen dragen. Spieren die voor dragend vermogen zorgen, zijn de spiergroepen die ervoor zorgen, mits goed getraind, dat het paard goed kan bewegen en beter kan presteren.
Beter is om te spreken over myofasciale ketens. Dat zijn ketens van spieren en bindweefsel/fascie. Een paard beweegt altijd in deze bewegingspatronen en myofasciale ketens, waarbij spieren in de juiste volgorde en in de juiste combinatie worden aangespannen. Het denken in myofasciale ketens en het trainen van deze ketens zorgen ervoor dat een paard goed kan presenteren.
Alle bewegingen in de natuur zijn driedimensionaal.
Train je op die manier dan denk je niet meer in de geïsoleerde spieren, met een origo en insertie, maar kijk je naar de som van de beweging.
Buigen en strekken zijn dan geen bewegingen in een plat vlak. Alle bewegingen in de natuur zijn driedimensionaal en het lichaam is daar volledig op gebouwd; alle botten zijn bv spiraal vormig, alle gewrichtsvlakken zijn asymmetrisch
Een voorwaartse beweging is een driedimensionale beweging.
Bewegingen in de rug zijn dus ook driedimensionaal. Een pas naar voren met het goede gebruik van de houdingsspieren is een driedimensionale beweging waarbij de rug opbolt, een draai maakt en een lengtebuiging (flexie, rotatie en lateroflexie). In iedere gang zie je dit patroon terug. Een beweging die tegen deze wetmatigheid in gaan, heeft op langere termijn blessures en artrose (slijtage) tot gevolg.
Alle spieren samen geven het paard dynamische stabiliteit.
Globaal kan gezegd worden dat spieren die boven de dwarsuitsteeksels van de wervels liggen, de rug hol maken en dat spieren die onder de dwarsuitsteeksels liggen, de rug bol maken. Spieren die boven de dwarsuitsteeksels liggen worden de rugstrekkers genoemd. De rugspieren moet samenwerken met de spieren die onder de dwarsuitsteeksels liggen. De myofasciale ketens bestaan ook uit de spieren van de achterhand. Al deze spieren samen, zorgen voor dynamische stabiliteit. Dat zijn dus alle buikspieren, borstspieren, nekspieren, de spieren die direct tegen de wervelkolom liggen en de houdingsspieren (rugstrekkers, de nekspier die we splenius noemen en de bovenbeenspieren). Dynamische stabiliteit geeft aan dat stabiliteit geen statisch gebeuren is. De myofasciale ketens onder en boven de wervelkolom moeten op het goede moment aan- en ontspannen. Dit wordt coördinatie genoemd en wordt verzorgd door de kleine rugspiertjes die direct langs de wervelkolom liggen.
Een populaire spier die direct tegen de onderkant van de wervelkolom ligt, is de iliopsoas. Volgens de anatomieboeken loopt deze spier van de wervelkolom naar de heup. Daar later meer over!
Verkeerd spiergebruik kan blijvende slijtage geven
Je paard krijgt dynamische stabiliteit als de houdingsspieren en spieren voor het dragende vermogen coördinatief goed samenwerken. Een paard dat onvoldoende dynamische stabiliteit heeft, zal zijn stabiliteit ergens anders vandaan moeten halen. Dat doet hij door de rug weg te drukken en dus als het ware op slot te zetten. De stabiliteit wordt dan gehaald uit de articulaire structuren (uit het gewricht). Dit is een zeer onwenselijke situatie en geeft veel klachten (o.a. slijtage van het kraakbeen).
door het lopen met een weggedrukte rug, ontwikkelt het paard een musculaire disbalance. De rugspieren worden stijf/hard en erg gevoelig en aan de buik- en bovenbeenspieren worden slap en minder krachtig. De disbalans in bespiering is ook te zien in de achterhand; de broekspieren zullen veel harden moeten werken dan normaal en zich bovenmatig ontwikkelen. Kijk maar eens naar paarden en zie hoe vaak dit voorkomt.
De bespiering van je paard is het resultaat van de training en vertellen hoe het paard gereden en getraind wordt. Gelukkig is dit geen onomkeerbaar proces: schep de voorwaarden om goed te bewegen en train op de goede manier en de bespiering zal mee veranderen!